Mijn lieve meisje,
Een half jaar stilte. Zes maanden leegte. Honderd drieëntachtig dagen bodemloos verdriet.
Vandaag, kwam je ook thuis op jouw favoriete plekje. Kort na de middag reden je vake en ik de lange rit naar De Panne om een paar van jouw spullen te gaan afgeven. Een onwezenlijke rit zo zonder jou. We werden daar omhelsd, we mochten ons warmen aan zoveel lieve mensen. We konden ons verhaal doen. Herinneringen werden opgehaald, een traan zocht soms zijn weg, maar we glimlachten en lachten ook. We voelden ons welkom, nog steeds, nog altijd en dat deed zoveel deugd. In de tuin waar je elke vogel herkende en zowat elke bloem honderd keer fotografeerde, lieten we een vlindersteentje achter.
Nu zit ik op een bank en denk terug aan die onwezenlijke week, zes maanden geleden, van loslaten en afscheid nemen. Het waren toen de kortste en donkerste dagen van het jaar. Twee seizoenen later zijn de dagen lang. Ik kijk uit over zee en wacht tot de zon zal ondergaan. Ik kijk uit over zee en wacht op niets.
Ik kijk gewoon uit over zee en ik mis je, elke dag wat meer, elke dag wat harder.