De zon kust de zee goede nacht en verdwijnt langzaam achter de horizon onder een golvend deken van schuimkoppen. Ik zit met mijn rug naar de wind en kijk het stuivende zand achterna. Meeuwen hangen roerloos in de lucht en wachten schijnbaar op niets. Nog één andere wandelaar loopt in de verte over het strand, het geblaf van zijn hond klinkt nog net boven het klotsen van het water tegen de dijk.
Ik ben alleen en langzaam rolt een traan uit mijn ooghoek naar beneden. Ik steek het op de wind, misschien was het wel een zandkorrel. Ik sta op , recht mijn schouders en veeg achteloos langs mijn neus. Vooruit, schouders recht, diep inademen. De zeelucht vult mijn longen en ik kom in beweging. Achter mij zakt de zon steeds verder, maar ik weet dat in het vallen van de avond de belofte van een nieuwe dag verscholen zit.